Historie Teteringen

De naam Teteringen duikt voor het eerst op in het jaar 1303 en wel als Tateringhen. De meest voor de hand liggende verklaring voor deze naam lijkt te liggen in de relatie met het geluid van snelstromend water, dat men als ‘tateringe’ aangeduid kan hebben. De naam van het water zal later overgegaan zijn op de nederzetting gelegen aan dat water. De ‘waterlaet van der Tateringhen’, vermeld in 1314, moet in de late middeleeuwen een vrij belangrijk water zijn geweest. 


Teteringen heeft volgens het gangbare geschiedenisverhaal zijn oorsprong te danken aan een gift, door Arnold van Leuven en zijn echtgenote Elisabeth van Schoten, Heer en Vrouwe van Breda, in het jaar 1280 gedaan aan poorters (burgers) van de stad Breda.


Die gift bestond uit weidegebieden en woeste gronden voor gemeenschappelijk gebruik, gelegen tussen de Emelenberg, de Ypelaar, de Molengracht en het Verdenbosch. Door de vestiging van buitenpoorters van Breda kwam het gehucht Teteringen, gelegen rond een kruispunt van landwegen, tot ontwikkeling. De naam ging gelden voor het gehele buitengebied van de stad. In 1496 telde Teteringen 61 huizen, wat een bevolking betekende van ongeveer 300 zielen. Rond 1500 werd een grote kapel gebouwd op de plaats van het huidige kerkhof. De ontwikkeling kwam tot stilstand tijdens de 80-jarige oorlog tegen Spanje. De kapel werd zwaar beschadigd en meermalen gingen toen huizen in vlammen op, mede als gevolg van de herhaalde belegeringen van Breda.


In 1597 kreeg het dorp, in financieel opzicht inmiddels zelfstandig geworden, een eigen afvaardiging in de vergadering der Baroniedorpen, de Landsvergadering. Kerkrechtelijk kwam Teteringen los van Breda door de oprichting van een afzonderlijke Rooms–Katholieke parochie in 1635.


In 1794, bij het in staat van verdediging brengen van Breda, werden tal van huizen in de buurt van de vestingstad afgebroken. Vanaf 1795 – in de Bataafse Tijd – wist Teteringen zich in een langdurige strijd met de stad op te werken van dorp tot zelfstandige gemeente. Dat was vooral te danken aan het onvermoeide werken van Pieter van Ginneken, aanvankelijk secretaris en van 1810 tot 1832 maire en burgemeester van Teteringen.


In 1867 werd voor Breda de status van vestingstad ingetrokken. Van dan af ontstond er op Teterings grondgebied een hele strook met industrie en verdere stedelijke bebouwing.


In 1927 verloor Teteringen 400 ha van zijn grondgebied (Teteringsedijk, Zandberg, Baronielaan, Belcrumpolder) en 7000 van zijn 9000 inwoners aan Breda.


Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd opnieuw een gebied van 350 ha (de Terheijdense Hoek en de Driesprong) met 1500 inwoners aan Breda toegevoegd. Na de oorlog en na de derde annexatie door Breda in 1961 (de Hoge Vugt, 117 ha) groeide Teteringen meer en meer uit tot een forensendorp, dat zich graag sierde met de aanduiding ‘groene buffer’. Het dorp groeide vooral tussen 1960 en 1970 sterk door de bouw van een drietal nieuwe wijken in het noorden van het dorp en aan de oostzijde van de Oosterhoutseweg. In de periode 1980 tot 1992 kwam de wijk ‘Kerkeind’ tot stand en in de jaren negentig van de vorige eeuw de wijk ‘De Haenen’.


Op 1 januari 1997 hield Teteringen als zelfstandige gemeente op te bestaan en werd het ingedeeld bij de nieuwe gemeente Breda.

Bron: De dorpsgids van Teteringen